De bel. Ik doe open en een dorpsgenoot wijst op mijn borst: “een uil”, stamelt hij, enigszins verbouwereerd.
Zinloos
De bel. Ik doe open en een dorpsgenoot wijst op mijn borst: “een uil”, stamelt hij, enigszins verbouwereerd. Ik kijk naar beneden en zie de uil op mijn t-shirt, een souvenir uit de Sierra Morena. “Ja, het is een Steenuil”, antwoord ik. “Je gaat me toch niet vertellen dat je die in het echt hebt gezien op Texel?”.
Even later zit ik in de safaribus. De aanwijzingen van mijn bezoeker waren nauwkeuriger dan nodig, want van verre zie ik de uil reeds liggen. “Een Kerkuil, dat vermoedde ik al”, mompel ik tegen mezelf terwijl ik een plaatje van dit trieste stilleven maak. Op drie meter afstand van de Postweg, waar auto’s, hoewel je nergens op Texel harder dan 80 mag, met vermoedelijk 100 km/u voorbijrazen, ogenschijnlijk om te benadrukken hoe deze uil gisteravond aan zijn einde is gekomen.
Kerkuilen hebben de suffe gewoonte om ’s nachts in wegbermen naar voedsel te zoeken. Daarbij maken ze niet of nauwelijks gebruik van hun ogen en dat komt ze vaak duur te staan.
Ongeringd, zie ik in één oogopslag. Ik probeer de vogel een beetje glad te strijken, maar hij is nog stijf bevroren en de vleugel wil niet langs zijn (of haar?) lichaam. Voorzichtig leg ik hem in de safaribus en terwijl ik wegrijd, moet ik denken aan dat prachtige nummer, Sparrow, dat Paul Simon schreef na de dood van Edith Piaf: Who will love a little sparrow? Will no one write her eulogy?
Hoe zinloos is de dood van dit prachtige dier? Hoe achteloos lag hij daar, weggeslingerd, in een hoek gesmeten, afgedankt… I will, said the Earth. For all I’ve created returns on to me. From dust were you born and dust you shall be…